Het parket

Toezicht op het Openbaar Ministerie (OM)

Artikel 122 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (Wet RO) bepaalt dat de procureur-generaal bij de Hoge Raad de minister in kennis kan stellen van het feit dat naar zijn oordeel het Openbaar Ministerie (OM) bij de uitoefening van zijn taak de wettelijke voorschriften niet naar behoren handhaaft of uitvoert. Deze bevoegdheid van de procureur-generaal bij de Hoge Raad hangt samen met diens opdracht te waken voor de handhaving en uitvoering van wettelijke voorschriften bij de gerechten zoals omschreven in artikel 121 Wet RO. Daarmee is een juridische grondslag gegeven voor het uitoefenen van toezicht op het OM door de procureur-generaal bij de Hoge Raad.

In het kader van deze bevoegdheid heeft de procureur-generaal bij de Hoge Raad verschillende thematische onderzoeken gedaan naar de wijze waarop het OM zijn taken uitvoert, waarbij de aandacht telkens uitging naar de juridische kwaliteit van de onderzochte taak. De procureur-generaal bij de Hoge Raad stelt zich bij de uitoefening van deze taak op als een neutrale en onafhankelijke, het recht dienende instantie, met een signalerende en adviserende rol. Het doel is de behoorlijke naleving en uitvoering van de wetten te bevorderen en te waarborgen.

Onderzoeken in het kader van toezicht op het OM

  • In 2021 is een onderzoek uitgevoerd naar de opvolging van vervolgingsbevelen die de gerechtshoven hebben gegeven in zaken waarin een klacht op grond van art. 12 Sv was ingediend;
  • In 2021 is het onderzoek naar de uitoefening van bevoegdheden van het OM in het kader van Computercriminaliteit III voortgezet. Het onderzoek is in 2019 gestart;  
  • Het nieuwe onderzoek naar de naleving van de wettelijke voorschriften bij het uitvaardigen van OM-strafbeschikkingen is voortgezet. Het onderzoek is in 2020 gestart;
  • Het oriënterend vooronderzoek naar de gang van zaken in de ‘Groesbeekse kopschopperszaken’ is in 2021 afgerond. Het onderzoek was in 2020 gestart.

De onderzoeken worden hieronder verder toegelicht.

Toezicht op de opvolging van vervolgingsbevelen op grond van art. 12 Sv
In het verslagjaar is een dossieronderzoek uitgevoerd naar de vraag in hoeverre daadwerkelijk een vervolging heeft plaatsgevonden nadat art. 12 Sv-klachten gegrond zijn verklaard. Uit het onderzoek is gebleken dat in 2019 298 art. 12 Sv-klachten gegrond zijn verklaard. Van deze zaken zijn er 287 onderzocht. Dat wil zeggen dat er ofwel al een vonnis of een strafbeschikking is, ofwel de zaak ten tijde van het afronden van het onderzoek in juni 2021 nog in behandeling is. In één zaak was geen informatie beschikbaar; in zes gevallen was de beschikking niet bekend bij het arrondissementsparket, waarna daarin alsnog is voorzien. In vier zaken is alsnog de beslissing genomen om te seponeren.

Toezicht op uitoefening van cyberbevoegdheden
In 2019 is een begin gemaakt met onderzoek naar de uitoefening van bevoegdheden van het OM in het kader van Computercriminaliteit III. Het betreft een onderzoek naar de wijze waarop het OM de opsporingsmethode ‘onderzoek in een geautomatiseerd werk’ toepast en naar de wijze waarop het OM op de uitvoering van deze opsporingsmethode toezicht houdt. In dit onderzoek wordt samengewerkt met de Inspectie Justitie en Veiligheid, die structureel toezicht uitoefent op de uitvoering van deze opsporingsmethode door de politie.

In 2020 is, na afronding van het literatuuronderzoek in 2019, gestart met dossieronderzoek. Er zijn meerdere gesprekken geweest met de DIGIT-officier van justitie en diens ondersteuning van het Landelijk Parket en met de Inspectie Justitie en Veiligheid.

In december 2020 is een tussenrapport afgerond en aan het OM voorgelegd voor reactie.

In 2021 heeft opnieuw dossieronderzoek plaatsgehad ten aanzien van onderzoeken uit 2020 en 2021. Bovendien zijn semigestructureerde interviews gehouden met betrokkenen. Vervolgens is het onderzoek afgerond en is er een aanvang gemaakt met de analyse en het opstellen van de eindrapportage, die naar verwachting in de loop van 2022 aan de minister van Justitie en Veiligheid zal worden aangeboden.

Toezicht op het uitvaardigen van OM-strafbeschikkingen
In het eerste in 2014 afgeronde en op 1 januari 2015 aan de minister van Veiligheid en Justitie aangeboden rapport ‘Beschikt en Gewogen’ stond de naleving van de wettelijke voorschriften bij het uitvaardigen van OM-strafbeschikkingen centraal. Dat leidde tot de signalering van een aantal knelpunten met aanbevelingen om die op te lossen. In het in 2017 verschenen rapport ‘Wordt vervolgd: Beschikt en gewogen’ is verslag gedaan van de wijze waarop door het OM gevolg is gegeven aan de aanbevelingen die in het eerste rapport waren geformuleerd.

In november 2020 is een nieuw onderzoek naar de OM-strafbeschikking van start gegaan. In dit onderzoek zijn méér zaken in de steekproeven betrokken dan in het eerste onderzoek. Dit hangt samen met de coronacrisis; er worden door het OM getroffen maatregelen bekeken van voor en na de coronacrisis. In 2021 is de dataverzameling verricht. De onderzoeksresultaten worden in 2022 verwacht.

Toezicht werkwijze van het OM in de ‘Groesbeekzaak‘
In 2020 is de procureur-generaal bij de Hoge Raad in het kader van het OM-toezicht een oriënterend vooronderzoek gestart naar de werkwijze van het OM in de zaken die in perspublicaties bekend staan als de ‘Groesbeekse kopschopperszaken’. In deze zaken was de vervolging van vier verdachten in 2019 bij het hof gestrand nadat de advocaat-generaal bij het ressortsparket de niet-ontvankelijkheid van het OM had gevorderd, omdat hij niet kon instaan voor de integriteit van de bewijsvoering. Het hof volgde de vordering en verklaarde het OM niet-ontvankelijk in de vervolging, nadat de rechtbank eerder tot veroordelingen wegens het medeplegen van een poging doodslag was gekomen. Benadeelde partijen stelden vergeefs cassatie in bij de Hoge Raad. Dat rechtsmiddel staat niet open voor de benadeelde partij als noch de verdachte, noch het OM beroep in cassatie heeft ingesteld.

Voor het oriënterend onderzoek heeft het OM de procureur-generaal bij de Hoge Raad van de nodige informatie voorzien. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de stukken bestudeerd en heeft gesprekken gevoerd met personen, voornamelijk personen die werkzaam zijn bij het OM die bij de zaak betrokken zijn geweest. Op basis van deze oriëntatie heeft de procureur-generaal bij de Hoge Raad in 2021 geoordeeld dat in deze zaak geen sprake is geweest van integriteitsschending door (leden van) het OM. Het OM kon ten tijde van het hoger beroep in deze zaken, na de gemaakte afweging van belangen en de aftasting van andere mogelijkheden, in redelijkheid de keuze maken de niet-ontvankelijkheid in de vervolging te vorderen. Voortzetting van de zaak kon een op legitieme gronden te beschermen belang schaden. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft besloten geen verdergaand onderzoek te doen naar de gang van zaken in deze strafzaak. Wel heeft de procureur-generaal bij de Hoge Raad naar aanleiding van zijn onderzoek een aanbeveling aan het OM gedaan en vraagpunten geformuleerd die mede kunnen dienen als leidraad voor een reflectie binnen het OM. De procureur-generaal bij de Hoge Raad merkt in dit verband op dat belangrijke verbeteringen zich al tussentijds hebben voltrokken sinds de tijd dat de vervolging in de Groesbeekzaak is begonnen.