De rechtspraak

Interne klachtzaken

De interne klachtenregeling van de Hoge Raad geeft een ieder het recht om bij de president van de Hoge Raad een klacht in te dienen over de wijze waarop de Hoge Raad, een lid van de Hoge Raad of de griffier van de Hoge Raad zich in een bepaalde aangelegenheid tegenover hem heeft gedragen. Niet kan worden geklaagd over gedragingen waartegen een procedure bij een rechterlijke instantie openstaat of heeft opengestaan. Klachten kunnen ook niet een rechterlijke beslissing betreffen noch de wijze van totstandkoming daarvan, met inbegrip van de in dat kader genomen beslissingen van procedurele aard. Klachten die zijn gericht tegen gedragingen van waarnemend griffiers worden de griffier van de Hoge Raad toegerekend in die gevallen waarin het gaat om de uitoefening van bevoegdheden die de wet aan de griffier toekent. Ook deze klachten worden onder deze klachtenregeling behandeld.

Op grond van de klachtenregeling wordt jaarlijks een overzicht gepubliceerd van de geregistreerde en door de president behandelde en afgehandelde klachten.

Klachten in de verslagperiode
In 2021 heeft de president op grond van de klachtenregeling vijf klachten behandeld.

De eerste klacht betrof een waarnemend griffier van de belastingkamer. Op het verzoek om een aantal uitspraken van de belastingkamer vervallen te verklaren heeft de waarnemend griffier namens de voorzitter van de belastingkamer bij brief geantwoord dat de belastingkamer in hetgeen verzoeker naar voren heeft gebracht geen aanleiding ziet om de arresten ambtshalve vervallen te verklaren of in te trekken. In de kern komt de klacht er op neer dat de gedraging van de waarnemend griffier bestaat uit het ondertekenen en verzenden van de brief en dat de bevoegdheid hem daartoe ontbreekt. De president is van oordeel dat de brief de mededeling bevat namens de voorzitter van de belastingkamer, die de beslissing van de belastingkamer bekend maakt. Dit betreft een rechterlijke beslissing en een in dat kader genomen beslissing van procedurele aard, waartegen binnen het klachtrecht niet kan worden opgekomen. Omdat slechts de rechter tot een vervallenverklaring kan beslissen, is de afwijzing van een verzoek daartoe ook aan te merken als een rechterlijke beslissing. De waarnemend griffier heeft uitvoering gegeven aan een hem gegeven opdracht en heeft daarin niet zelfstandig en/of onbevoegd gehandeld of kunnen handelen. De klacht is kennelijk ongegrond verklaard.

De tweede klacht ging over de aangetekende toezending via PostNL van een arrest van de belastingkamer aan de klager. De aangetekende zending is tweemaal niet bij de betrokkene aangekomen. De griffier van de Hoge Raad heeft onderzoek laten instellen om te achterhalen hoe het mogelijk is dat de beide aangetekende poststukken niet zijn aangekomen. Daarbij is herhaaldelijk contact geweest met PostNL. De bevindingen van het onderzoek zijn met de klager gedeeld. De uitkomst van dit onderzoek is dat de adressering van de beide poststukken correct was, de poststukken aan PostNL zijn aangeboden op de gebruikelijke wijze en dat er geen aanknopingspunt is om aan te nemen dat binnen de Hoge Raad iets is gedaan of nagelaten dat eraan heeft bijgedragen dat de poststukken niet zijn aangekomen. Kennelijk is er iets mis gegaan in de dienstverlening van PostNL. Omdat onregelmatigheden aan de zijde van de Hoge Raad van de postverzending en bezorging echter ontbreken is de klacht op dit punt ongegrond verklaard.  

Door het ingestelde onderzoek bij PostNL heeft de klachtafhandeling langer geduurd dan in de klachtenregeling is bepaald. De klacht op dit punt is gegrond verklaard.

De derde klacht handelde over de behandeling en het arrest op het beroep in cassatie van de belastingkamer, waarbij de betrokkene niet ontvankelijk is verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet is voldaan. In de klacht wordt ingegaan op de motivering van het arrest en de correspondentie die tussen de betrokkene en de Hoge Raad tijdens de behandeling van het cassatieberoep heeft plaatsgevonden. De president heeft geconstateerd dat deze correspondentie onderdeel uitmaakt van het zaakdossier en dan ook bij de behandeling van en de beslissing op het cassatieberoep is betrokken. De klacht ziet op de motivering van het arrest en daarmee op de rechterlijke beslissing, hetgeen in de klachtenregeling van het klachtrecht is uitgesloten. De klacht is kennelijk ongegrond verklaard.

De vierde klacht betrof het feit dat een waarnemend griffier was opgetreden in die hoedanigheid in zowel belastingzaken als wrakingszaken. Volgens klaagster kon de waarnemend griffier niet onpartijdig zijn met betrekking tot laatstgenoemde zaken. Daarnaast betrof deze klacht enkele punten over procedurele en inhoudelijke beslissingen in zaken waarbij diezelfde waarnemend griffier was betrokken. De president was van mening dat de enkele omstandigheid dat een persoon in de hoedanigheid van (waarnemend) griffier fungeert in zowel belastingzaken als wrakingszaken, onvoldoende is om tot het oordeel te kunnen komen dat sprake is van een gegronde klacht. Deze klacht werd daarom als kennelijk ongegrond aangemerkt. Over de bezwaren rond procedurele en inhoudelijke beslissingen berichtte de president dat deze punten niet zijn aan te merken als klachten. Op grond van de Klachtenregeling van de Hoge Raad kunnen klachten niet een rechterlijke beslissing betreffen of de wijze van totstandkoming daarvan, inclusief de in dat kader genomen beslissingen van procedurele aard.

De vijfde klacht was een verzoek om een eerdere klachtbehandeling te heropenen. Deze eerdere klachten zagen op de positie van een waarnemend griffier in een wrakingszaak. Klaagster noemde een aantal punten over procedurele en inhoudelijke beslissingen, zoals de planning van een wrakingszitting en de inhoud van een uitspraak van de wrakingskamer. De president oordeelde dat ook deze punten niet zijn aan te merken als klachten. Op grond van de Klachtenregeling van de Hoge Raad kunnen klachten niet een rechterlijke beslissing betreffen of de wijze van totstandkoming daarvan, inclusief de in dat kader genomen beslissingen van procedurele aard. De eerdere klachtbehandeling kon dan ook niet worden heropend.

Overige correspondentie
De Hoge Raad en de president van de Hoge Raad hebben ook in 2021 over uiteenlopende onderwerpen brieven en e-mails ontvangen. Sommigen wenden zich bijvoorbeeld tot de Hoge Raad of de president met een klacht omdat zij ontevreden zijn over een arrest van de Hoge Raad of over uitspraken van andere rechterlijke colleges. Ook worden klachten ontvangen over een beslissing of een reactie van de procureur-generaal bij de Hoge Raad in het kader van één van zijn bijzondere taken. Deze brieven en e-mails vallen niet binnen het bereik van de klachtenregeling en worden in de regel door de griffier van de Hoge Raad in die zin beantwoord.

Anderen brengen meer algemeen maatschappelijke onderwerpen en hun onvrede daarover of problemen en kwesties in hun persoonlijke situatie onder de aandacht van de Hoge Raad en/of de president. De griffier van de Hoge Raad handelt ook deze correspondentie af. In de meeste gevallen kan de Hoge Raad en/of de president niets voor de betrokkene betekenen. Waar mogelijk wordt verwezen naar andere instanties of juridische hulpverleners.