Het parket

Schorsing en ontslag van rechters

De Grondwet bepaalt dat rechters voor het leven worden benoemd. Onvrijwillig ontslag door de regering of de Staten-Generaal is niet mogelijk. Dit is een waarborg voor de onafhankelijkheid van rechters en beoogt rechters te beschermen tegen ongewenste beïnvloeding. Berechting door “een onafhankelijk en onpartijdig gerecht” is een van de onderdelen van het recht op een eerlijk proces zoals neergelegd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.

In bepaalde gevallen kunnen rechters worden geschorst of ontslagen door de Hoge Raad, bijvoorbeeld bij ziekte, gebleken ongeschiktheid voor het rechterlijk ambt of een veroordeling wegens misdrijf. De wettelijke procedure houdt in dat de Hoge Raad een beslissing tot schorsing of ontslag neemt op vordering van de procureur-generaal.

In de verslagperiode heeft de procureur-generaal twee gevallen voorgelegd aan de Hoge Raad. Het ging in die zaken om een vordering tot ontslag van een rechter-plaatsvervanger. In beide gevallen was de betrokkene al vele jaren niet ingezet als plaatsvervanger.

Rechters-plaatsvervangers verrichten hun werkzaamheden op basis van oproep door het bestuur van het gerecht. Sinds een aantal jaren kent de wet de mogelijkheid dat een rechter-plaatsvervanger wordt ontslagen door de Hoge Raad indien hij gedurende twee jaar niet is opgeroepen. Doordat het gerechtsbestuur beslist over het al dan niet oproepen van een plaatsvervanger heeft het bestuur zelf in de hand dat de voorwaarde voor ontslag in vervulling gaat. Dit kan op gespannen voet komen te staan met de (interne) rechterlijke onafhankelijkheid. In zijn vordering heeft de procureur-generaal het standpunt ingenomen dat de gerechtspresident die vraagt om ontslag van een rechter-plaatsvervanger wegens “twee jaar niet ingezet”, in het verzoek moet uiteenzetten waarom het bestuur de plaatsvervanger niet meer heeft opgeroepen. De Hoge Raad kan dan de rechtsgeldigheid van die reden toetsen.

In zijn uitspraken in deze zaken heeft de Hoge Raad overwogen dat de ontslaggrond “twee jaar niet ingezet” niet mag worden aangewend op een manier die afbreuk kan doen aan de rechterlijke onafhankelijkheid. Daarom is het enkele feit dat het gerechtsbestuur een plaatsvervanger gedurende twee jaar niet heeft opgeroepen niet voldoende voor ontslag. In aanvulling daarop moet sprake zijn van een voldoende zwaarwegende reden, gelegen in verklaringen of gedragingen van de plaatsvervanger of andere omstandigheden die hem betreffen, die de indiening en toewijzing van het ontslagverzoek rechtvaardigt. Verder blijkt uit de wetsgeschiedenis dat de ontslaggrond toepassing mist als een andere ontslaggrond aan de orde is, aldus de Hoge Raad.

Op grond van deze overwegingen stelt de Hoge Raad aan een verzoek tot ontslag wegens “twee jaar niet ingezet” de volgende eisen:

  • het verzoek houdt in dat en waarom de plaatsvervanger gedurende twee jaar niet is opgeroepen;
  • het verzoek bevat een nadere motivering waarin wordt uiteengezet waarom een voldoende zwaarwegende reden voor ontslagverlening aanwezig is.

In beide zaken oordeelde de Hoge Raad dat was gebleken dat de betrokkene gedurende twee jaar niet was opgeroepen en wat de reden was voor het niet-oproepen, alsook dat sprake was van een voldoende zwaarwegende reden die het ontslag rechtvaardigt. In een van de zaken had de rechter-plaatsvervanger stelselmatig geen gevolg gegeven aan oproepingen waarin zij was gevraagd naar haar beschikbaarheid voor rechterlijke werkzaamheden, terwijl zij evenmin had gereageerd op andere correspondentie, waaronder verzoeken tot een persoonlijk onderhoud. In de andere zaak hing de benoeming tot rechter-plaatsvervanger samen met de hoofdfunctie van notaris. Vanwege de nadien bij onherroepelijke beslissingen opgelegde orde- en tuchtmaatregelen tegen de betrokkene ontbeerde deze gezag en geloofwaardigheid, zowel extern ten aanzien van rechtzoekenden als intern ten aanzien van andere rechterlijke ambtenaren. In beide gevallen werd het ontslag verleend (HR 24 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1995 en ECLI:NL:HR:2021:1996).